Deze handleiding legt uit hoe de reev-software kan worden geïntegreerd in een ChargeLine-laadstation. De integratie kan zelfstandig in slechts enkele eenvoudige stappen worden uitgevoerd.
Ondersteunde modellen:
ChargeLine Home
ChargeLine Business
Meer technische informatie over het apparaat is te vinden in de betreffende ChargeLine-installatiehandleiding.
Benodigde materialen
reev Operator Kit
Wordt geleverd aan de exploitant / CPO (CPO = Charge Point Operator) of de aangewezen serviceprovider. De kit bevat de benodigde onboardingmaterialen, zoals QR-code-stickers, SIM-kaart en licentiesleutel.Een mobiel apparaat (smartphone, tablet of laptop)
Er is een mobiel apparaat nodig om verbinding te maken met het laadstation.Het configuratielabel
Het configuratielabel is te vinden op de installatiewizard.
Voorbereiding voor SIM- of LAN-verbinding
Het wordt aanbevolen dat de volgende voorbereidende stappen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde elektricien.
SIM-kaart (bij gebruik van LTE-verbinding):
Plaats de SIM-kaart in de daarvoor bestemde sleuf in het laadstation.LAN-kabel (bij gebruik van LAN-verbinding):
Verbind de router met het station via een LAN-kabel in de juiste aansluiting.
Stap-voor-stap integratie
De volgende secties beschrijven het integratieproces stap voor stap. Zodra alle materialen uit de vorige sectie gereed zijn, kan de integratie direct beginnen.
Configureren van het ChargeLine-station
1. De webinterface openen
Om het station te configureren, opent u de webinterface. Verbind uw mobiele apparaat met de Wi-Fi-hotspot van het station. De naam van de hotspot (SSID) en het wachtwoord staan vermeld op het configuratielabel.
U kunt verbinding maken door de QR-code te scannen of de gegevens handmatig in te voeren. Open vervolgens een browser (bijv. Chrome of Safari) en voer het volgende adres in: http://172.16.0.1
Log in met het apparaatwachtwoord, dat ook op het label staat vermeld.
2. De installatiewizard starten
Bij de eerste opstart wordt de installatiewizard automatisch geopend.
Als het station al eerder is geconfigureerd, kan de wizard handmatig worden gestart:
Ga naar System → Recommissioning, voer het apparaatwachtwoord in en bevestig de herconfiguratie.
Opmerking: Als de optie “Managed” in het menu “Authorization” later niet beschikbaar is (zie stap 6), moet het station eerst opnieuw worden geconfigureerd via System → Installation → Recommissioning. Het is aan te raden dit op dit moment te controleren om dubbele configuratie te voorkomen.
3. De netwerkverbinding kiezen
Kies het gewenste type netwerkverbinding.
LAN-verbinding:
Selecteer Ethernet en gebruik bij voorkeur de automatische IP-modus. U kunt eventueel een statisch IP-adres instellen (handmatige IP-modus). Klik daarna op Next.Wi-Fi-verbinding:
Selecteer Wi-Fi, kies het thuisnetwerk en voer het Wi-Fi-wachtwoord in. Ook hier wordt automatische IP-modus aanbevolen. Klik vervolgens op Next.SIM-verbinding:
Selecteer Mobile Network. Er is geen verdere invoer nodig. Ook als de verbinding als “Disconnected” wordt weergegeven, kunt u doorgaan door op Next te klikken.
4. De firmware controleren
Voor gebruik wordt een firmwareversie van 1.7.1 of hoger aanbevolen. Een update naar een nieuwere versie is mogelijk, maar niet verplicht.
5. Algemene installatiesettings
Pas de volgende instellingen aan op basis van de specifieke installatie en lokale omstandigheden. Raadpleeg indien nodig een elektricien.
Groepsbalancering: Alleen vereist bij meerdere stations in een netwerk.
Dynamisch laadbeheer: Afhankelijk van de elektrische installatie.
Zonneladen: Alleen indien een PV-systeem aanwezig is.
Huishoudlimiet: Gewoonlijk niet nodig.
Verbinding maken met de reev-backend
6. De autorisatiemodus instellen
Ga naar het menu Authorization en selecteer de modus Managed. Klik vervolgens op Edit om de instellingen aan te passen.
Voor LAN- of Wi-Fi-verbinding:
Selecteer reev als toegangspunt. Na het opslaan klikt u op Next.Voor SIM-verbinding:
Selecteer eveneens reev als toegangspunt. De APN emonvia zou al vooraf ingevuld moeten zijn. Klik daarna op Next om door te gaan.
7. De installatie voltooien
Wanneer alle stappen zijn voltooid, klikt u op Finish & Restart om de configuratie toe te passen. Na de herstart verbreekt het apparaat automatisch de verbinding met de hotspot. Zodra de hotspot weer actief is, kunt u opnieuw verbinding maken indien nodig.
8. Het serienummer ophalen voor het reev-portaal
Navigeer naar System → About. De productnaam van het laadstation wordt daar weergegeven. Deze productnaam dient als serienummer / chargebox-ID in het reev-portaal om het station te integreren.
Ondersteuning bij hardwareproblemen
Bij hardwareproblemen kunt u contact opnemen met ChargeLine Support. Voor technische problemen met de hardware raden wij aan contact op te nemen via de website van The Mobility House. U kunt daar rechtstreeks een supportticket indienen met alle relevante details: https://www.mobilityhouse.com/de_de/chargeline#support









